Hedendaagse Haydn in slot Esterhazy

Het beroemde barokorkest “Il giardino armonico” o.l.v. Giovanni Antonini is bezig met een enorm project. Ze gaan alle symfonieën van Haydn opnemen en dat zijn er minstens 104. Ze willen dit project voltooien binnen het jaar 2032, het driehonderdste geboortejaar van Haydn. Ze gaven onlangs een live-opname van een concert vrij. Het programma betreft drie symfonieën van Haydn en een symfonie van Wilhelm Friedemann Bach. Dezelfde symfonieën zijn opgenomen voor hun laatste cd. Deze cd, genaamd “il filosofo”, naar de derde symfonie die daarop te beluisteren valt, is de tweede in een serie van opnamen die vallen binnen het project van dit barokorkest om alle symfonieën van Haydn op te nemen.

Het toeval wil dat ik deze eerste twee albums uit handen van “il giardino armonico” zelf heb mogen ontvangen dankzij twee prijsvragen op Facebook. Bij de eerste prijsvraag won ik het eerste album “La passione”. De tweede prijsvraag werd 31 maart 2015 gehouden, de verjaardag van Haydn. Ook ik vier dan mijn verjaardag. Helaas kwam mijn antwoord toen niet goed door, maar ik heb uiteindelijk kunnen aantonen dat ik juist geantwoord had en na de mededeling dat het die dag ook mijn verjaardag was kreeg ik ook de tweede cd, “Il filosofo”. Elke cd ligt ingebed in een boekwerk ter grootte van een lp dat veel extra informatie en mooie foto’s bevat. Ik was er verguld mee.

Het concert vond 9 mei 2015 plaats in de Haydnsaal van het paleis Esterházy in Eisenstadt bij de grens tussen Oostenrijk en Hongarije. Daar werkte Haydn gedurende dertig jaar als kapelmeester voor deze vorstenfamilie. “Il giardino armonico” is vreemd genoeg bijna nooit op tournee in Italië. Het is vanuit hieruit dus heel moeilijk concerten bij te wonen. Deze opname biedt de kans het orkest behalve goed te horen ook goed te bekijken. Het concert duurt bijna anderhalf uur, maar het loont zeer de tijd er rustig naar te kijken.

Programma
Joseph Haydn (1732–1809), Sinfonie Nr. 47 in G-Dur, Hob. I:47 (1772)
Wilhelm Friedemann Bach (1710–1784), Sinfonia in F-Dur
pauze
Joseph Haydn, Sinfonie Nr. 22 in Es-Dur, Hob. I:22 «Der Philosoph» (1764)
Joseph Haydn, Sinfonie Nr. 46 in H-Dur, Hob. I:46 (1772)

Het concert is op de twee onderstaande video’s te zien en te beluisteren. De eerste video is geeft het deel van voor de pauze weer en de tweede video is van na de pauze. Met gebruik van de time code kunnen ook de afzonderlijke delen van elke symfonie beluisterd worden.

 

Het is prachtig de musici op de oude instrumenten te zien spelen. Vooral de hoorns geven daar een mooi beeld van en spelen soms zeer schetterend. Typisch zijn de gelaatsuitdrukkingen van Giovanni Antonini. Die wisselen sterk af tussen lyrische en dromerige gezichten en vastbesloten op elkaar geklemde kaken of boze trekken. Op de volgende foto’s is hij goed te zien. Maar op de video’s is nog veel meer van zijn levendige uitdrukkingen en zijn dynamische stijl te zien. Het moet een zeer inspirerende dirigent zijn.

Enkele gelaatsuitdrukkingen van de dirigent Giovanni Antonini

Enkele gelaatsuitdrukkingen van de dirigent Giovanni Antonini

 

Advertentie

Concert voor veel instrumenten van Antonio Vivaldi

In het concerto per molti strumenti e orchestra in do – maggiore (RV 558) di Vivaldi komen, zoals de naam aangeeft, veel solo-instrumenten voor.

Het bestaat uit drie korte delen: Allegro molto, Andante molto, Allegro

Hieronder wordt het concert uitgevoerd door Il giardino armonico onder leiding van Giovanni Antonini. (Zie ook een voorgaand blog over il giardino armonico). Zij spelen zoals altijd de muziek weer zeer ritmisch en precies met sterke dynamica (beluister youtube onderaan het bericht).

De uitvoerende instrumenten zijn: twee blokfluiten, twee teorbes (chitarrone), twee mandolines, twee chamuleaux, twee tromba marina of nonnenviolen, een cello en strijkorkest.

Er spelen drie paar oudere instrumenten die je niet vaak hoort. De chamuleau bijvoorbeeld is de voorloper van de klarinet. Zodra je ze hoort spelen heeft dat een vreemd effect want een dergelijk geluid verwacht je niet in die tijd. De tromba marina of nonnenviool is een langwerpig snaarinstrument met een enkele snaar. Het heeft een klankkast die lijkt op die van een harp en werd in relatief grotere aantallen teruggevonden in kloosters. Soms wordt er geschreven dat het als een bas bespeeld wordt, anderen spelen er daarentegen flageoletten op. Het instrument kan hier beluisterd worden. Het klinkt inderdaad als een trompet; er wordt wel beweerd dat nonnen geen trompet mochten spelen en dat dit hun alternatief was. Zou dit waar zijn?

Een indrukwekkend instrument om te zien is de teorbe of chitarrone (grote gitaar). Deze wordt hier prachtig bespeeld door Jonas Nordberg in een suite in a – mineur, Prélude et Allemande van, Robert de Visée. Zeer de moeite waard om naar te kijken èn te luisteren. Het instrument is goed te zien en te horen en het kerkje is bijzonder.

Robert de Visée

Robert de Visée

In het concerto per molti strumenti zijn de verschillende instrumenten niet altijd even goed te onderscheiden. Vaak creëren ze samen een speciaal timbre of klankkleur.

Hieronder dan het concerto per molti strumenti di Vivaldi

 

onrustversluierende vrolijkheid

Vanmorgen komt mijn Italiaanse buurvrouw, die violiste is bij la Filarmonica di Perugia mijn huis binnen stormen, zelfs zonder de bij Italianen volkomen overbodige maar zeer gebruikelijke vraag – teken van beschaving – permesso.

Leonardo, valt ze met de deur in huis. Zeer verontwaardigd vertelt ze van nieuwe bezuinigingen. Op z’n Italiaans, ieder argument drie keer herhalen en veel gebaren. En als ze dan ook nog verontwaardigd zijn word je meegesleurd in hun emoties en is elke logica zoek. Wat ik er uit op kon maken was dit.
Voortaan worden in orkesten slechts nog violisten uitgenodigd via een duobaan. Die violisten worden dan geacht samen één viool te bespelen waardoor op twee manieren de loonkosten bezuinigd worden. Minder uur per violist en de violisten stellen lagere eisen want hoeven maar één instrument aan te schaffen.

Ik kon mijn oren niet geloven.
Maar het werd nog erger. Haar man is fluitist in dat orkest, dus ze had voorgesteld om samen met hem een duobaan te nemen.
Dat mocht niet. Ze moesten maar wat aan hun samenlevingsvorm doen, zodat haar man met een fluitiste samen kon en zij moest maar een leuke violist zoeken, dan kon ze een duocontract krijgen.

In tranen.
Ik kalmeerde haar met de belofte dat ik zou kijken wat ik kon doen. De volgende dag reisde ik al vroeg af naar Milano en meldde mij bij de burelen van de Scala.
Vittorio Sgarbi deed mij zelf open.
Ik weet niet of U Sgarbi kent, maar dat is een uiterst charmante, beminnelijke man, die veel met kunst heeft en daar ook wat in de melk mag brokkelen. Maar de Italiaan in de straat noemt hem een fannullone, wat je zou kunnen vertalen met nietsnut, maar iets meer respect heeft, want Italianen hebben wel sympathie voor iemand die met niks doen toch geld binnen sleept. Niksdoener dus.

Ik vertel wat ik kom doen, in mijn beste Italiaans, wat niet genoeg is voor zo’n eloquente man als Sgarbi, maar zoals gezegd, de man is zeer beminnelijk dus luistert geduldig naar de reden van mijn komst. Als ik er dan aan toe kom om te pleiten voor mijn buurvrouw onderbreekt hij me.
Beh … è giusto.
Als een Italiaan van iets zegt giusto is dat meer dan correct, of heel goed. Dan weet je dat er sprake is van grote rechtvaardigheid.
Dus ik begin ook met beh … om daar iets anders giusto tegenover te stellen. Maar ik kom niet ver.

Luister, zegt hij. Dit is nog maar het begin. We hebben inmiddels een aantal moderne componisten – Luigi Nono per esempio – gevraagd stukken te schrijven waarin dan de ene violist, dan de andere een stukje speelt. Kunnen ze ook met één viool toe, dus dat betekent vier violisten die met één viool een duobaan kunnen vormen, en dan gaan de loonkosten nog meer omlaag. Ik heb het plan voorgelegd aan minister Klompé, en die is bereid die componisten dit jaar subsidie te geven, als ik volgend jaar de bezuinigingen realiseer.

Eccola, gaat allemaal in orde komen Leonardo, zegt ie met zijn meest charmante glimlach en legt zijn hand op mijn schouder. Zo bonjourt ie mij de deur weer uit.

Zo kon ik natuurlijk niet bij buurvrouw terugkomen, met lege handen … hoogste tijd om wakker te worden.
Maar ik werd niet wakker in mijn bedje, nee ik stond op de trap naar mijn vleugel te kijken. Vermoedelijk ben ik in mijn droom uit bed gestapt, ik die nog nooit geslaapwandeld heb, zo bezorgd moet ik zijn geweest of mijn instrument er nog wel stond.

Eigenlijk best wel een vrolijke droom … maar er blijft iets knagen.

nou ja, luister maar naar Radu Lupu en Murray Perahia
opname uit de tijd dat iedere concertzaal zijn eigen vleugel nog had
en Lupu en Perahia zich thuis nog een privé vleugel konden permitteren

Is het eigenlijk wel netjes om daar nu naar te luisteren. Zouden de componisten dit soort muziek geschreven hebben voor arme mensen die niet allemaal een eigen piano konden betalen?

En ineens slaat de schrik me om het hart. Als in een visioen zie ik de volgende bezuinigsronde voor me.
Zoiets als bij de ziekenhuizen.
In De Doelen in Rotterdam alleen nog pianoconcerten, en het Amsterdamse Concertgebouw uitsluitend de symfonieën. Dat zal op z’n minst een paar vleugels uitsparen.

 

uno strumento molto particolare

Conoscete Mario Tobino?
Non è un musicista. Più meno un compositore.
E uno scrittore.
Sa come raccontare una storia.
Ha scritto un romanzo: PER LE ANTICHE SCALE
Racconta delle cose che succedono dentro la cerchia delle mura, un vecchio castello trasformato in un istituto psichiatrico.
Sono storie su “i condomini” di un manicomio.
Parla il dottor Anselmo.
Uno di queste storie racconta di uno strumento molto particolare.
Una storia che ho voglia di raccontare.

lo strumento dalla voce umana

Un dopopranzo scendeva Anselmo le antiche scale quando da un lungo corridoio – che aveva sul fianco una fuga di porte – gli arrivò un suono umano, una musica, non di violino, né di pianoforte o chitarra, ma di uno strumento della musica moderna, del jazz, gli arrivò l’umana voce del sassofono, quello speciale clarinetto argentato a forma di molle snodo di serpente.
Si avvicinò cautamente a dove proveniva quel suono.

Seduto sull’unica sedia di una stanzetta, le pareti nude, un malato stava soffiando sullo strumento.
Aveva la barba, il volto magro, scarniti negli zigomi. Chissà perché si ricordò Anselmo quel personaggio di Stendhal, il poeta Ferrante Palla che fugge per gli intricati boschi.

Quell’uomo sparuto continuava a trarre suoni dallo strumento. Era come invitasse a un tu per tu, sciogliesse ogni sua confidenza, si confessasse, come dicesse: “Questa voce tesa, questo lungo acuto, è per far intendere l’ira che ebbi un giorno mentre ero innamorato di una mia ragazza bionda. Ed ora, con questa lenta modulazione, muovendo in piccolo onda il sassofono, mi chiedo se ero corrisposto. Adesso sto mimando la civetteria femminile, quanto affascinante.”

Aveva il Meschi, quel malato che soffiava nell’argentato sassofono, dei movimenti con la testa e il tronco che richiamavano i delfini quando si alzano bambinescamente dalle onde oppure veniva in mente un dolce poeta ebbro.
La barba era riccioluta con dei riflessi di rame. Le membra dovevano essere armoniosi, agili.

Quello però che davvero affascinava il dottore in ascolto, lo psichiatra Anselmo, era la lucidità della musica, un vero discorso, un eloquio proveniente dal senno e che per i più toccava il cuore; una musica che arrivava a spiegare le sfumature, il passaggio di sottili sentimenti, una bandiera di seta al sole, un damasco esposto al tramonto.

“Che stia spiegando il suo segreto? La storia della sua anima?” si domandò Anselmo. “Che ora stia aggiungendo, con piangente eloquenza: Perché, perché non mi capite?”

Non ho un esempio del sassofono nella mia collezione di musica.
Ma, un post senza musica non è un post …

… sapete, che possiamo fare?
Ho pensato al violoncello.

Qui c’è un pezzo a solo del violoncello.
Ascoltate una volta, solo una volta.
Non memorizzare.
Lasciatevi ispirare per sentire quel suono, che proviene da quella stanzetta nel manicomio, quella voce umana che non è umana … ma che è, più che altre voci, molto umana.

senti quella musica per violoncello solo

Perché, perché non mi capite?.

Een portret van de gebroeders Kuijken

Leonardo zei het al met wat plagerij in zijn voorgaande bericht. Ik ben al tientallen jaren een groot fan van de gebroeders Kuijken. Nu kwam ik gisteren de volgende documentaire tegen. Deze is voor musici van groot belang. Niet alleen omdat het hier om Barthold, Sigiswald en Wieland Kuijken gaat, maar ook omdat het leuk is meer over de jeugd en het begin van hun carrière te horen en omdat ze veelvuldig aangeven waar het bij muziek maken werkelijk om gaat.

Sigiswald Kuijken zegt bijvoorbeeld op een zeker moment (minuut 24):

Als je musicus bent, ben je niet degene die zijn ego moet tentoonstellen, met behulp van al die mooie stukken die de componisten hebben geschreven in het verleden. Dat kan je doen, als je dat echt wilt, maar dan ben je wel een ijdeltuit vind ik. Dat kan heel talentvol zijn, maar dat is toch een houding die ik niet leuk vind. Je gaat niet Bach en Mozart gebruiken om je eigen talent te laten schitteren. Speel dan liever Kreisler en de dingen die daar meer voor gemaakt zijn. Dat is dan leuk. Maar met de hele fantastische diepzinnige en soms hele eenvoudige genieën als Mozart of Bach toch kunnen zijn, daar moet je vind ik met schroom mee om gaan. Dus je staat dan ten dienste vind ik, wat niet wil zeggen dat je niet creatief moet zijn, maar je moet proberen uit te maken wat deze mensen hebben gedaan, waar hebben ze het vandaan gehaald, wat hebben ze willen zeggen met wat ze daar schreven en daar moet je geen jota aan toevoegen, je moet daar niet teveel aan zitten prutsen, van ik ga dat even interessant maken en zo, of ‘interpreteren’. Ik heb al sinds een aantal jaren de onhebbelijkheid om te zeggen dat ik het woord ‘interpretatie’ niet meer wil hebben omdat ik veel liever praat over ‘realisatie’. We moeten de partituren realiseren. Dat is niet objectief, maar het zijn wel die partituren en geen andere dingen, maar het zijn wel wij die het doen. Dus het gevaar dat je te objectief bent bestaat nauwelijks.

Misschien dat ik vroeger al een documentaire over hem gezien heb, maar dat hij deze manier van muziek beoefenen voorstond wist ik al, en waarschijnlijk velen met mij. Daar kunnen heel wat musici nog steeds iets van leren, want teveel virtuositeit en gekunstelde interpretatie is in sommige uitvoeringen nog immer hoorbaar. Zijn manier van muziek maken straalt hij gedurende zijn concerten inderdaad ook uit.

De film is gemaakt door Daniël Brüggen, docent blokfluit en oude muziek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, Hij is ook filmmaker en regisseur.

 

 

kunstpaus

Is Reinbert de Leeuw eigenlijk wel van betekenis geweest voor de uitvoeringspraktijk van moderne muziek in NL.

Typisch leonardo om zo’n dwarse vraag te stellen.
Maar leest U nog even mee. Het komt echt goed.

Ik kom daarop omdat ik een leuk speeltje heb: een heel speciaal boekje met sudoku’s en een heel speciaal boekje met schaakproblemen: het archief van NRC, de zaterdagkrant. Dat struin ik door voor een plezierig tijdverdrijf: de oplossing vinden – sudoku’s – of proberen te vinden -de winnende zet in partijstellingen. Bij dat doorstruinen kom ik ook oud nieuws tegen, zomeravondgesprekken, interviews. Op zich een leuke, en vooral relativerende bezigheid: vaak was er opwindend nieuws, zelden beklijfde het.
En zo botste ik een paar keer op het artikel lunchen met Reinbert de Leeuw.

De NRC lunchte met hem bij gelegenheid van wat NRC in 2013 de Reinbert-maand noemde: hij werd 75, kreeg drie grote prijzen, en er vielen hem nog meer onderscheidende ervaringen ten deel. Waaronder een biografie, door hem zelf overigens verfoeid. Kortom, een lunch en een daaruit voortkomend artikel met een positieve toonzetting.
Terecht?

Laat ik deze “onzinvragen” direct beantwoorden met een positieve geste. Ook ik heb cd’s van deze grote musicus in mijn verzameling. Hier is een stukje van Quator pour la fin du temps van Olivier Messiaen.

luister naar Vocalise, pour l’Ange qui annonce la fin du temps, met De Leeuw aan de vleugel

Vanwaar dan mijn “vragen naar de bekende weg”?
Hij zette het Schönberg ensemble op poten, dat na een fusie nog steeds “zijn” Asko|Schönberg ensemble is, waarmee hij veel moderne muziek aan de wereld laat horen. “Levende componisten die hij kan vragen hoe ze willen dat het klinkt.” En ook in ander verband voert hij veel moderne muziek uit.
Maar hoe staat het met de appreciatie, hoe is de receptie er van?
Daar zit het probleem. Wat deze kunstpaus ook gedaan heeft, het geloof waarin hij zelf sterk staat heeft hij niet verbreid. Natuurlijk, een handjevol loopt achter hem aan. Je zou ook kunnen zeggen: hij heeft een subcultuurtje gecreëerd.

Martin van Amerongen schrijft een boekje over de Mattheus of het Requiem of de Ring, hij hoeft de namen van de componisten niet eens te noemen, maar een paar dagen later zijn cd’s weer als warme broodjes over de toonbank gegaan.
Maarten ’t Hart of Paul Witteman publiceren iets over Schubert, of andere namen die we allemaal kunnen dromen, en hup, daar gaan de verkoopcijfers.
En het probleem is: ze blijven over Buxtehude of Mozart of Strauss of Wagner schrijven. Marleen schrijft op dit blog over Vivaldi, en een ster aan het firmament van de barokvernieuwers, il giardino armonico, alsof daar nog nooit iets over geschreven is.

Reinbert de Leeuw voert een werk uit van Galina Ustvolskaya en een paar dagen later kunnen hooguit enkele mensen haar naam nog uitspreken zonder dat ze daarbij na moeten denken.

Onze Reinbert heeft het helemaal verkeerd aangepakt. Zo blijft de westerse muziek gedomineerd door componisten die heel lang dood moeten zijn om te mogen domineren.
Dus zo onzinnig zijn mijn vragen niet.
En ik heb ze hier en nu – niet zo onzinnig – zelf beantwoord.

Onze Reinbert had het heel anders aan moeten pakken.

Hij moet, samen met zijn vriend Louis Andriesen, Maarten ’t Hart, Marleen, Martin van Amerongen en Paul Witteman bij hem thuis aan de keukentafel uitnodigen.
Sorry, Martin niet, die is inmiddels gaan hemelen. Die moet in het hiernamaals bijgepraat worden.
En dat doen ze niet om te doceren. Niet om om te turnen.
Nee, ze vragen ’t Hart: Maarten, vertel ons nou eens, wat is er zo speciaal, zo uitmuntend, aan Bach.
En Maarten gaat praten, dat doet ie graag. Terwijl hij praat luisteren Reinbert en Louis aandachtig, knikken zo nu en dan instemmend. Af en toe stellen ze een vraagje, dat Maarten niet lijkt te horen.
Maarten heeft zo lang gepraat dat Reinbert op enig moment zegt: zo, dat was het voor vandaag. Paul protesteert, Marleen kijkt sip: wij zouden toch ook … Komt, stelt Louis hen gerust, de volgende sessie. Wat zullen we zeggen: volgende week, zelfde plaats, zelfde tijd.

En zo mag Paul de volgende week zijn verhaal doen, over een geliefde componist. En ook hij weet wat praten is, dus dat gaat maar door.
Maar let op Maarten: die vraagjes van de vorige sessie zijn toch in goede aarde gevallen – Reinbert en Louis weten wel wat ze doen – en nu gaat ie zelf kritische opmerkingen maken tegen Paul.
Dat zeg je nou wel zo, Paul, maar …
Reinbert en Louis laten niks merken. Af en toe stellen ze ook een vraagje aan Paul.

De volgende sessie idem dito met Marleen. Die mag in geuren en kleuren uitweiden over haar Sigiswald, il giardino armonica en de muziek van Tartini.
Ze heeft het nog zwaarder dan Paul. Want niet alleen Maarten is kritischer geworden, maar ook Paul stelt nu vervelende vraagjes.
Wat is eigenlijk het nut Marleen, van al dat specialiseren en afstoffen.
Reinbert en Louis hoeven bijna geen duwtje meer te geven.

Zullen we eens luisteren naar een stukje wat we wel modern mogen noemen, stellen ze voor. En ze hebben niet het minst moderne, het meest toegankelijke voorgeschoteld.

hier kunt U het derde deel van de Sinfonia van Luciano Berio horen.
Berio gebruikt het Scherzo van Mahler’s Tweede Symfonie
In ruhig fließender Bewegung
om een rivier in een steeds veranderend landschap te schilderen:
een stroom van citaten van dode (beroemde) en levende (moderne) componisten

[
De vraag is natuurlijk, evenals bij klassiek en pop: bestaat er wel moderne muziek?
Wat Willem Breuker zei blijft ook hier waar: er is goeie en er is slechte muziek.
Ik moest uiteraard de naam van de componist noemen, zodat U zelf na kon gaan wanneer die geboren is: 1925.
Is het daarom moderne muziek? Heeft de man niet gewoon zijn vak op kundige wijze beoefend en dàt geschapen wat ie wilde scheppen: muziek?
Ik had hier ook Arvo Pärt kunnen laten horen. Maar dat is met straatlengte de meest uitgevoerde nog levende componist – mag je die dan nog modern noemen?
]

Nou ja, de drie waren onder de indruk.
Kunnen jullie nu aangeven wat je hierin wel of juist niet hoort, wat je bij Bach, of een andere beroemde componist, niet of juist wel hoort, vroeg Reinbert met zijn minst strenge gezicht.
Het is een beetje moeilijke vraag voor Maarten, Marleen en Paul. Ze komen er niet uit.

En nog een paar van die sessies, en ze zijn ongemerkt helemaal omgeturnd. Ze willen niet meer horen van barokspecialisten en Mozart sonates en Mahler symfonieën. Ze willen alleen nog maar praten over meelopende geluidsbanden van opstijgende vliegtuigen en kettingzagen … en vooral over Henri Brant en Kaija Saariaho en Gérard Grisey.

Zo had het kunnen gaan.
Helaas, zo is het niet gegaan. Reinbert heeft geen dwarsliggers bij hem thuis aan de keukentafel uitgenodigd. En dus is het getrompetter over Bach en Mozart en Wagner gebleven. En hun muziek wordt afgestoft, vernieuwd of versprankeld.
Veelvuldig. Door veel specialisten.
Denk daarbij aan barokspecialisten die ook de 19de eeuw nog eens dunnetjes over willen doen.

Wie nieuwere muziek wil horen moet de plaats kennen.
En de ure.

Van Egypte naar Bach

Een fresco met Sant'Antonio Abate in de aan hem opgedragen kerk in Padua

Een fresco met Sant’Antonio Abate in de aan hem opgedragen kerk in Padua

Er staat in Padua een kerkje, la chiesa di Sant’Antonio Abate, waar afgelopen zondagmiddag een orgelconcert werd gehouden. Het kerkje werd gebouwd in de dertiende eeuw en werd opgedragen aan Sant’Antonio Abate, de eerste kloosteroverste of abt die in Egypte rond de derde eeuw na Christus de eerste monniken om zich heen verzamelde. Hij wordt ook wel Sint Antonius van Egypte genoemd. Niet te verwarren met de bekende Sint Antonius van Padua die uit Portugal kwam en in 1231 in Padua overleed.

Achter het altaar in de apsis bevindt zich een fresco waarop Sant’Antonio Abate afgebeeld is en waarvan ik de foto hiernaast maakte.

 

Het orgel van dit kerkje werd in 2007 gebouwd naar de stijl van de orgelbouwer Arp Schnitger uit Hamburg. Het is in het bijzonder geschikt voor het uitvoeren van Buxtehude, zijn tijdgenoten en Bach staat er in de beschrijving.

Het programma van het orgelconcert bestond uitsluitend uit orgelwerken van Johann Sebastian Bach. Opvallend was het gebruik van het register voor fluit, waar een flink vibrato op gezet was. Dat was wel een erg storend geluid en geheel niet in overeenstemming met de nu gangbare opvattingen over het uitvoeren van barokmuziek. De organist, Ruggero Livieri, speelde, afgezien van deze vreemde keuze, erg goed. Hij speelde tot slot de bekende Toccata en Fuga in d mineur BWV 565 dat het orgel in zijn volle potentie liet horen. Het meest plezierige en interessante was de triosonate n. 3 in d mineur dat eindigde met een speels vivace. Bach schreef zes triosonates voor orgel. Maarten t’Hart schreef er in zijn boek ‘Johann Sebastian Bach’ het volgende over.

Voor wie al dat orgelgeweld met een plenum, uiteraard met mixturen erbij, te veel van het goede is, zijn er de zes

Orgel van de kerk van Sant'Antonio Abate

Orgel van de kerk van Sant’Antonio Abate

onvolprezen Triosonates BWV 525-300. Drie stemmetjes waarbij op het bovenklavier, het hoofdwerk en het pedaal van het orgel een verrukkelijk lichte, dansante wereld opgeroepen wordt. Ach, wat zijn dat toch onbegrijpelijk prachtige stukken. De mooiste is misschien de Vijfde Triosonate, met het openingsdeel waar Bach helemaal niet meer van ophouden weet, en met het beeldschone middendeel waarin hij zo verpletterend veel nootjes wist onder te brengen. Maar ook de Eerste Triosonate – wat een groot feest om daarnaar te luisteren (het was het eerste stuk dat ik bij mijn eerste orgelconcert te horen kreeg en ik was daarna zo aangedaan dat ik de rest nauwelijks in me heb opgenomen) of ze zelf te spelen en wat jammer dat die sonates zo beestachtig moeilijk zijn. Ik heb ze overigens vaak gespeeld met Hanneke. Die nam dan met haar dwarsfluit de bovenste stem voor haar rekening en mij viel het dan niet zwaar de beide onderstemmen te spelen. Had Bach alleen die Zes triosonates gecomponeerd, dan zou hij al veruit de grootste orgelcomponist zijn.

De bekendste is waarschijnlijk de eerste triosonate BWV 525 waarvan het eerste deel, het Allegro Moderato, hieronder beluisterd kan worden. In het eerste fragment speelt Ton Koopman op een orgel van Arp Schnitger in de Sint-Jacobikerk van Hamburg.

 

 

Zijn stijl is eerbiedig en wat langzamer dan de speelsere uitvoering van Peter Hurford die hieronder beluisterd kan worden. Van onderstaand fragment zijn de gegevens van het orgel niet beschikbaar. Het verschil in tempo en stijl heeft wellicht ook te maken met een lichter of zwaarder orgel of de registers die gebruikt worden.

 

 

Om weer terug te gaan naar Padua, daar spelen de fluitist Mario Folena en klavecinist Roberto Loreggian alle triosonates voor orgel van Bach op fluit en klavecimbel met oude instrumenten. Een aantal triosonates worden gespeeld op de flauto d’amore, een instrument dat door middel van een wisselbaar tussenstuk een kleine of een grote terts onder de gewone dwarsfluit in c kan spelen wat een zeer warme klank geeft. De kopie die hij gebruikt is die van een laat achttiende-eeuws instrument van Giovanni Panormo, gebouwd door Giovanni Tardino. De hele CD werd opgenomen in de prachtige abdij van Santa Maria in Carceri en is in zijn geheel hier op Spotify te beluisteren. Hieronder volgt opnieuw, ter vergelijking, het eerste deel van de eerste triosonate van Bach BWV 525.

 

 

Nu vroeg ik me af of er van de triosonates geen uitvoeringen bestaan voor fluit, viool en viola da gamba en/of cello en klavecimbel. Dat zou toch ook een prachtig resultaat kunnen opleveren. Leonardo bracht als voorbeeld van een mogelijk arrangement voor verschillende instrumenten het volgende deel van de vierde Triosonate mee, het andante, dat hier gespeeld wordt door The King’s consort, met als bezetting oboe d’amore, viola, theorbe, en kamerorgel.

 

 

 

 

zwei Porsche 959

Ik woonde een concert bij van de Berliner Philharmoniker, met Von Karajan op de bok. Zou bijwonen … want er ging iets gruwelijks mis. En ik zal daar toch flink voor neergeteld hebben … alhoewel, niet ondenkbaar dat er iets in de relationele sfeer is gefixed. Ik weet het niet meer.
Toen ik de zaal binnenkwam, in zo’n modern gebouw dat je met een World Trade Center onderkomen zou kunnen vergelijken, werd duidelijk dat moderne architectuur niet altijd doelmatige architectuur is. Kan ook zijn dat dit niets met architectuur te maken had, maar dat ik moet zeggen: de voorbereiding van orkestmanagers is niet altijd even puik.

Hoe dan ook, Von Karajan was de zaal binnen gekomen, onder luid applaus, had de beslotenheid van zijn privéplatform opgezocht, en had onmiddellijk gezien dat er een heleboel niet in orde was.
Wat was het geval: het orkest zat in een soort orkestbak onder een wel zeer laag plafond, terwijl het publiek in een ruimte zat waarvan het plafond meters hoog was. Hij liet een paar maten spelen om de toehoorders duidelijk te maken dat de verhoudingen niet helemaal vonkarajans waren, en toog vervolgens met meetapparatuur aan de slag om betere plaatsing van orkest – en publiek! – te vinden. Daartoe had hij aan zijn baton een lampje bevestigd dat met een draadje aan het meetapparaat verbonden was. Kennelijk had hij nog nooit van afstandsbediening gehoord, hij, de grote afstandsbedienaar bij uitnemendheid. En zo liep hij rond en zwaaide met zijn stokje, goed op het lampje en de kleur licht dat het uitstraalde lettend.
Von Karajan, de man die gezegd zou hebben, over hem zelf en over orkestleden: if you have to look at a thing to do it, it’s already too late. (Sorry, de berichtgeving is van de Engelse dirigent Seaman, dus of onze Herbert het werkelijk zo bedoeld heeft weet ik niet.)

Terwijl hij zo rond liep verwaardigde hij zich af en toe een toehoorder te benaderen. Zo ook toen hij in mijn buurt kwam.
Ah, Leonardo, …
Ik ben dan nooit te beroerd om iets terug te zeggen – wat natuurlijk niet de bedoeling was.
Genau, Von Karajan, …

Hij liep verder met wapperende haren. In die tijd was zijn kuif al kort en grijs, dus hij moet een pruik gedragen hebben. Als om het gemis van afstandsbediening te onderstrepen. Toen hij weer terug kwam richtte hij rechtstreeks het woord tot mij.
Leonardo, das kann ja doch nicht wahr sein, es gibt ja doch größere Säle.
Kennelijk was mijn opmerking hem bevallen. Ik stond hem netjes te woord.
Von Karajan, hör zu, diese Bildung ist groß, aber …
Daar heb je mij nou. Ik kan Duits lezen en schrijven. Mijn gesprekspartner aanhoren is geen probleem. Passief alles in orde … maar actief, ho maar. Als ik mijn dag niet heb wordt Gebäude zomaar Bildung … dat soort dingen.

Uiteindelijk werd er een oplossing gevonden. De pianiste, een mooie jonge vrouw, suggereerde een opstelling waar Von Karajan wel oren naar had. Ik herinner me dat ik tegen mijn collega zei: jaah, goede raad  is voor Von Karajan altijd raad van mooie vrouwen, en ook die wordt duur betaald.
Publiek en orkest verschoven wat, we konden de zon in elkaars water zien schijnen.  Helaas, de vleugel kon niet mee verhuizen, die bleef achter in die lage ruimte. Al snel waren Von Karajan en ik het er over eens dat het pianoconcert de mist in zou gaan, en dat het optreden gecanceld moest worden.

Het publiek werd opgevangen in de foyer en tevreden gesteld met een gratis consumptie. Daar ontdekte ik dat er ook familie van me bij het concert aanwezig was. Dat leek mij een goede aanleiding om wakker te worden. Dat Von Karajan in mijn dromen langs komt is tot daar aan toe. Maar mijn broers – dat gaat te ver.

 

Nu zou hier een mooi stukje muziek moeten volgen, dat recht zou doen aan de statuur van Von Karajan.
Maar ik ben niet zo van Von Karajan, the great divorcer – dat heeft helemaal niks met muziek te maken – en absoluut recordhouder discografie en verkoopcijfers daarvan (naar schatting) – en dat heeft àlles met muzikale statuur van doen.
Hij heeft barok concerten van achter het klavecimbel gedirigeerd. Ik heb ooit de Brandenburgse Concerten door hem en zijn “eigen” orkest in mijn platenverzameling gehad, maar niet lang daarna ook weer weggegeven. Ik kon er weinig barok in ontdekken.

Zijn bohemien life style sprak mij als anarchist wel aan, maar was gezien zijn ijzeren gedisciplineerdheid waarschijnlijk een facade. Zijn naar verluidt dictatoriale omgang met het orkest kon mij echter niet bekoren.
Naar verluidt.
Maar ik zou zeggen dat hij dat zelf bevestigd heeft met de uitspraak I have a very strong feeling for people when I have my eyes closed. I can be almost in them, in their spirit. (Opnieuw, volgens genoemde Engelse dirigent.)
De bariton Sherrill Milnes plaatste Von Karajan in het rijtje van old-time fear conductors.
Hij zou ook gezegd hebben “Frauen gehören nicht ins Sinfonieorchester, sondern an den Herd”. Ik plaats dat  maar tussen aanhalingstekens, want daar staat tegenover dat hij de carrière van Anne Sophie Mutter zeer bevorderd heeft.

Zoals bij vele groten die zijn gaan hemelen, volg ik hier de Frankfurter Allgemeine die over Von Karajan schreef: Viel zu lange schon wird der Musiker vom Mythos des Machtmenschen und Frauenhelden überschattet.

Hoe het zij, ik moest lang zoeken in mijn cd-verzameling om uiteindelijk, in een verzamel box, een uitvoering onder leiding van Von Karajan te vinden.


luister naar Von Karajan (?) en Maria Callas (de man die zingt is niet Von Karajan, dat is de tenor Giuseppe di Stefano)

Ik laat het graag aan de fijnproevers over om te bepalen wat hier beter hoorbaar is: dat het Maria Callas is die dit zingt, of dat het een typische Von Karajan uitvoering is.

terre lontane

netherland-websiteIn het Nederlands 

 

Ieri è deceduto Pino Daniele. Un grande cantautore. Una tristissima notizia. L’ho seguito troppo poco, ma mi ricordo bene la sua canzone ‘Terra mia’ che ho molto amato. L’ho sentita per la prima volta quando ero già da diversi anni lontana dalla mia terra, l’Olanda. Non potendo ancora capire le parole della canzone, l’ho interpretata semplicemente come una canzone di nostalgia per la propria terra. Per Pino era la sua Napoli, per me l’Olanda. La canzone è molto struggente.

 

 

Allora mi colpiva il modo arabo con cui canta le sue canzoni. Questa influenza è una caratteristica della musica del mediterraneo, ma allora non lo sapevo e mi rendevo conto di essere vicina a un culla di cultura molto diversa da quella oltre le alpi. (Come quando imparavo che pure il riso viene coltivato in Italia.) In casa ho un vinile di Pino Daniele con le sue canzoni più famose, quali ‘je so’ pazzo’, ‘napule è’, e naturalmente ‘terra mia’.

In seguito mi sono accorta che in effetti le canzoni napoletane antiche e meno antiche hanno la caratteristica della musica araba nel canto, con quel leggero cadenzare intorno alle note principali. Le canzoni antiche si possono ancora sentire ascoltando la Nuova Compagnia di Canto Popolare. Non veramente antica ma comunque bella dove si sente questo particolare stile è ‘tammuriata nera’.

 

 

Un’altra canzone di Pino Daniele che mi piace molto e che richiama pure questa melodia araba è ‘occhi grigi’ che parla di due anziani i cui figli sono cresciuti. Il testo originale si trova qui sotto alla fine di questo post.

 

 

Le piccole cadenze barocche e intervalli mediorientali tipici della canzone napoletana si sentono molto bene nella famosa canzone ‘Maruzella’ di Renato Carosone cantata da Sergio Bruni. Una canzone decisamente ‘vintage’, ma cantata incredibilimente bene.

 

 

Pino Daniele era popolare soprattutto negli anni ’70 e ’80. Molti giovani forse non lo conoscono. Ormai è un cantautore classico che rimane tra noi per sempre.

 

Occhi grigi

E mo sto buono
a parte ‘a pressione
nun piglio café
sto accorto pure a te
si’ sempe ‘a vita mia

‘E figli so’ gruosse
quaccheruno è ‘nzurato
ognuno ‘a via soja
‘o munno è ‘mmano a vuje
facitelo bbuono

‘E viecchie nun se sfottono
e po’ fanno ‘e muorte
‘o no’ statte cu’ mme
quanti ccose che he ‘a sapè

Cu’ l’uocchie grigge hanno visto ‘a cursea
a notte ‘int’o suonno se murmulea

Nun fa’ rummore
mo’ jesce ‘a ‘strazione
picciò famme sentì
vicchiaia ca nun va
tutte c’hanna passà

Jesce surore
pe’ fora ‘a stazione
‘o no’ statte cu’ mme
quanti ccose che he ‘a sapè

Cu’ l’uocchie grigge hanno visto ‘a cursea
‘e bombe ‘int’o suonno se murmulea

Io spenderei tutto il tempo per starti vicino
ma senza parlà
trent’anne ‘e fatica e nun puo’ cchiù aspettà
e ‘o càvero che fa ascì pazzo e nun se po’ suppurtà

 

 

engelkens door het luchtruim zwevend

Ik moet het als heel klein ukkie, nog haast een baby, gehoord hebben. Een lied dat verhaalde van engelen, zwevend door het luchtzwerk, die zongen dat er een kindje geboren was. Terwijl ik in mijn wieg lag. Mijn oudste broer zal op het orgel gespeeld hebben. Mijn ouders en broers en zusjes zullen het gezongen hebben.
Gloria in excelsis Deo.

Muziek en kosmos.
Harmonie der sferen.

Het is een onderwerp dat in de vroege tijden vaak terugkomt, niet alleen wanneer de muziek religieus of filosofisch benaderd wordt: de muziek op aarde is een nabootsing van de muziek van de planeten, het geluid dat door de planeten veroorzaakt wordt – de tonen worden ook vernoemd naar de planeten.
Zeven zijn dat er dan, inclusief maan en zon.

Kan daarin de basis gelegen zijn van ons zeventoons systeem?

Onze eigen Joan Albert Ban (16de eeuw) zag in muziek een zielroerende kracht … wat een ziel veronderstelt, iets dat zich buiten het lichaam aan onze waarneming onttrekt. Vermoedelijk leunde hij daarbij op Plato die de Wereldziel, wel of niet aan waarneming onttrokken, in harmonische intervallen verdeelde.

Maar, hoe ouder ik ook werd, muziek uit de hemel heb ik nooit gehoord. Jawel, er zal door de zieltjes in het hiernamaals druk gehallelujaad worden. Maar, hoe vaak ik inmiddels ook Kerst heb gevierd, ik heb nog nooit een engeltje zien vliegen, laat staan zingen.

Je kunt aan de big bang denken. Zoiets als de gongman van the Rank Organisation. De man die onze aandacht vraagt, aan het begin van onze eigen film, het verhaal van de opkomst van de mensheid.
Maar ik geloof niet zo in de big bang. Als fenomeen acht ik het mogelijk … maar als oerzaak?
Ik zie het uitdijen van het heelal als een gevolg op een inkrimpen, als een gevolg op een uitdijen, als een gevolg … Denk aan een trekharmonica, waarop dit liedje wordt gespeeld.

mj_arnemuiden_txt

We bevinden ons nu, afhankelijk van de techniek van de kosmische bespeler, in het tijdperk van de òòòòòòòòò van klok, of de uuuuuuuiiiiiii van Arnemuiden, als een minuscuul bewonertje van een minuscuul elementje van een minuscuul stofje, ergens aan de periferie van de blaasbalg van deze enorme accordeon, die voor ons een universum is.
Het uitdijen en ineenschrompelen van ons universum, begeleid door volksliedjes … ook wel een idee.

Nikomachos heeft de notie van klinkende planeten voor ons bewaard in een geschrift. Anderen hebben het overgeleverd, er op voortgeborduurd, of er eigen inzichten aan toegevoegd, zoals de betekenis van de dierenriem voor ons toonsysteem.

Er zullen er niet veel meer zijn, denk ik, die nog geloven dat wij de muziek uit de hemel hebben gekregen. Maar toch, waar komt de muziek dan vandaan?
Twijfel knaagt. Wat was de smid geweest zonder Prometheus. Aan wie zal de grote toonsmid Bach, namens alle toonsmeden, schatplichtig zijn.

Waarom hebben wij een zeventoons-systeem? (Er zijn andere systemen. En waarom zegt een artikel in Wiki: een pentatonische toonladder bestaat uit vijf tonen […] waarbij twee tonen binnen het octaaf zijn verzwegen.) [accent LdG]
Waarom heeft een octaaf op een klavier acht witte en vijf zwarte toetsen. (Er zijn andere voorstellen gedaan – en gerealiseerd!)
Waarom zijn er nog dissonanten (als er al even zo vele dissonanten zijn afgeschaft) en oorlog voeren zo verheerlijkt wordt en geheroïseerd is dat je historisch gesproken eigenlijk niet echt meer van dissonantie als bewustmaker mag spreken?

Nu Leonardo gepensioneerd is, heeft ie tijd zat om terug te keren naar zijn geboortedorp … waar hij nog geen Leonardo heette, laat staan Leonardino, maar waar hij als klein jongetje wel achter de muziek aan liep, zonder weet van toonsystemen of pythagoreïsche komma, of van de wolfskwint – of het moest zijn omdat die kwistig en lustig rondgestrooid werden door langstrekkende petite bandes … tijd zat dus om uit te zoeken waar de muziek vandaan komt.

En over de lange weg, die vanuit het niets naar het dorp komt, en vanuit het dorp naar een volgend niets gaat, komt de fanfare aangemarcheerd.
En daar gaat de kleine Leonardino …

…. met de muziek mee.
De blazers uithoren over waar ze vandaan komen, en waar ze heen gaan – volgens mij is dat dé manier om iets uit te vinden over de oorsprong van de muziek, en over waar het heen zal gaan.

 

AANBEVELING

Bij het lezen van dit blog is het van groot belang een koptelefoon bij de hand te hebben of op het hoofd te dragen, want pas dan kan de muziek immers goed beluisterd worden.

Blogs en sites

Hier kunt u de andere blogs en sites van de auteurs bekijken:

blog en site
van Leonardo

blog
en site van Marleen

Deelnemer Onafhankelijke Bloggers Associatie

Our Twitter

Our youtube channel

link

Voer je e-mailadres in om deze blog te volgen en om per e-mail meldingen over nieuwe berichten te ontvangen.

Voeg je bij 4 andere abonnees